HEISA IN HAMOIR

 

Hamoir (Ardennen) ; augustus 1987

De zon schittert op het water van de Ourthe ; de nevels wervelen langzaam weg.
De anderen liggen nog in hun tent, maar ik ben al lang wakker op deze prachtige zondagmorgen. Het verblijf in het rokerige Cafe Sport  gisteravond heeft gelukkig geen kater opgeleverd.
Op weg naar de bakker wordt mijn levensvreugde toch wat getemperd door een beklemmend gevoel. Ik had gezegd dat ik de Livre Ouvert wel zal voorklimmen op de Nandouire- rots.
Maar deze lente ben ik daar toch wel van afgetuimeld, door grote mazzel geen kleerscheuren enz oplopend. Hoe moet ik dat nu doen.?
Mijn geprakkizeer wordt onderbroken : ik zie een beweging in een auto voor de deur van de bakker. Dichterbij komend zie ik de kop van een kale tekkel , die me nijdig aanstaart.
Een seconde later komen nog drie tekkelkoppen boven de raamlijst uit. Ik zwaai vriendelijk naar ze, maar dat leidt tot een grote woedeuitbarsting! Uit balorigheid trek ik dan maar een stel gekke bekken tegen ze. Uitzinnig springen ze in  de auto rond , afwisselend witheet en roodgloeiend van woede.
Dan komt een vrouw uit de bakkerswinkel en gaat naar de auto. Ze opent het portier : over elkaar heen tuimelend  komen de tekkels de auto uit. Met malende en schrapende pootjes en blikkerende tanden gaan ze op weg naar mijn strot! Mijn enige uitweg ligt verderop : een kademuurtje van zo’n driekwart meter hoog.
Na een strakke sprint en een koene sprong zit ik daarop gehurkt, een lange neus makend tegen de vier uitzinnige monsters. Wat ze ook doen , ze kunnen er echt niet bij! Maar voor de grap biedt ik een mouw van mijn trainingsjack aan. Triomfantelijk bijt er zich een met een vliegende hap in vast , snel gevolgd door de drie anderen. Maar nu zit ik daar gehurkt op een muurtje, met 4 nijdige tekkels aan mijn mouw. Hun ogen gloeien helemaal van woede, dus er valt geen genade te verwachten. De vrouw staat vergeefs Franse kreten te slaken en kijkt mij ook nog eens woedend aan. Hoezo, heb ik het dan gedaan??!!

Een briljante ingeving  brengt de redding!  Ik blaas ze alle vier op hun neus : ze moeten nu loslaten, want hun neus jeukt geweldig. En ja hoor, alle vier  wrijven ze hun snufferd over de  straat. In vliegende vaart peer ik er vandoor, de bakkerswinkel binnen.