OOK IK HEB EEN GOD

NOG  EEN  EPISODE  UIT  DE  VROEGE  JAREN  VAN  “THE GREATEST”

WOERDEN , JANUARI  1963 :  Ook ik heb een god!

Het is 6 uur  in de morgen en het vriest bijna twintig graden.
In het westen  flonkeren Sirius en de sterren van Orion in hun kristallen helderheid laag boven de horizon. Het maanlicht glinstert in de fragiele poedersneeuw in onze tuin.
In zo’n winternacht  zijn we dicht bij de oneindigheid. De kou deert ons niet want we zijn jong en sterk  en we kunnen afzien.

Dit alles interesseert de teckel Seppel von Geitius echter geen lor. Ze zit bibberend tegen de achterdeur gedrukt. Verderop zit haar aartsvijand, de Angorakat en tussen hen in de lieve kat.
Haar bedienden zijn wel erg grof geworden, om haar in deze verschrikkelijke winter steeds naar buiten te kieperen!   Ze droomt van de kachel , die godheid, die bron van heerlijke warmte in dit verder ijzige huis.Uit solidariteit geeft ze de lieve kat een flap. Die is daar niet van gediend en schuift wat op.
Opeens gaat de deur open en de teckel  gaat holderdebolder met de geluidssnelheid op weg naar de kachel : door de bijkeuken, over het zeil de bocht omscheurend in de keuken en zo de huiskamer binnen..

Helaas, de twee katten zijn al  met de lichtsnelheid bij de kachel aangekomen!
Wat nu, die moeten daar weg!!
Eerst geeft ze de lieve kat een enorme flap, die onmiddellijk beledigd weggaat.
Ze draait zich om en —ffffffff,  chchchchch… ratsss!  Kaikaikai. Helaas, de Angorakat, met kille amberen blik, tracteert haar op een maaltje klauwen!
Dat wordt moeilijk. Dan bedenkt ze, dat ze weliswaar niet groter is dan de kat, maar wel drie keer zo zwaar. En met een luide grauw, kop omlaag , stormt ze naar voren en kegelt de Angorakat bij de kachel weg!
Na drie keer ronddraaien ploft ze neer voor een welverdiend ochtenddutje.