WELKOM IN SCHOTLAND

Knoydart

Zaterdag 27 april 2002

De zeearm Loch Hourn baadt in het gouden licht van de ondergaande zon als ik vermoeid over het stenige paadje strompel.
9 uur heb ik achter het stuur gezeten, van Newcastle tot Kinlouch Hourn , waar boer Krelis wat parkeerruimte ter beschikking heeft voor Knoydart-gangers. Het is de bedoeling dat ik in Barrisdale ga kamperen, maar dan moet ik de 23 kg rugzak wel ruim 3 uur voortslepen. Ik ben zo gaar dat ik na elke 100 meter stijging  langs de kant neerplof.
Om 8 uur ben ik er nog lang niet, maar ik zie wel het Ladhar Bheinn massief 1000 meter hoog oprijzen achter Barrisdale Bay. Morgen moet het gebeuren. Ik heb erg lang uitgekeken naar een bezoek naar dit  eenzame gebied, waar niet meer dan 70 mensen wonen. Maar die wonen ook nog eens bijna allemaal in Inverie, zo’n 25 km verderop!
Na 3 uur moeizaam sjokken en strompelen bereik ik de baai van Barrisdale. De hele westelijke hemel is nu geelgekleurd en de zonnestralen schieten vanachter donkere wolken omhoog.
De baai ligt er lieflijk bij. Maar tot m’n frustratie is het kampeerveld veel verder in Zuidelijke richting. Na een half uur zie ik de Barrisdale farm, het enige huis in de wijde omtrek. De boer bevoorraadt zich met behulp van een bootje naar de overkant van Loch Hourn, waar een weggetje begint. Het schiereiland Knoydart , dat in de 19e eeuw totaal ontvolkt is tijdens de Highland Clearances , telt nog maar 1 boerderij (hier) en het dorp Inverie van  zo’n 60 inwoners, ca 25 km naar het Zuidwesten.
De boer zit op het hek voor zijn huis; eindelijk iemand om tegen aan te zeuren!  Ik jammer wat over her grote eind lopen..
“It is me what!” zegt de boer.
Om 21.30  plof ik neer op het kampeerveldje. Tent opzetten en eten klaarmaken gaan in een zeer loom tempo.  Uit de bothy (een primitieve hut) naast het veld klinkt Schots gelal. Ik heb echt geen zin om daar bij te gaan zitten en zoek solitair troost bij de meegesjouwde fles whisky.
Ik zie dat de hele Westelijke hemel er nu gewoon angstaanjagend uitziet. Komt daar soms een schip met zure appels aan?!
De volgende morgen ; 5.30 uur
Lichte regen druilt op mijn tent. Buiten is vaal licht.
Ik ben hier niet voor niets gekomen, dus ik pak de noodzakelijke spullen in mijn nu te grote rugzak en ga op weg ; over de beek en op het ruwe pad richting Inverie.
Knoydart ziet er bruin grijsgeel uit. Spaarzame ,knoestige bomen, geel gras en  een loodgrijze lucht met kolkende wolken. Na bijna twee uur zie ik duidelijk de reusachtige stomp van Stob a Chearcaill , de zuidoostelijke graat van de Ladhar Bheinn . Daar zou ik dan op moeten… Maar het ziet er erg steil en gevaarlijk glad uit! Daarom ga ik het aan de zuidkant van die mop proberen.
De Mam Barrisdale vallei is doorsneden met regengeulen en het kost moeite om de weg naar die zuidkant te vinden.
Uiteindelijk, terwijl de regen gestaag neervalt, begin ik tegen de grashelling op te ploeteren. Het is hier duidelijk minder steil dan aan de oostkant. Gewoon doortobben, hijgen en de pickel als grote steun.
Op 700 m hoogte ben ik bijna op de rug van de Stob a Chearcaill. Achter me, in het zuidwesten, is de hemel nu een jagende massa wolken.De regen gaat nu over in lichte sneeuw…
Na een half uur licht stijgen ben ik op de centrale rug van de Ladhar Bheinn. Maar het is steeds harder gaan sneeuwen! Af en toe wordt  het zicht beter en opeens zie ik  over de afgronden heen de enorme duister dreigende massa van de Ladhar Bheinn Noordoostwand.
Het pad wordt moeilijker en er komen nu ook klimpassages die als gevolg van de sneeuw moeilijker te nemen zijn.
Om ca 12 uur is alles wit ; de wind en de sneeuw zijn omgevormd tot een massieve, gierende kracht. Kromgebogen sjok ik voort. Maar dan rijst een beijsde muur voor me op! Het is de sleutelpassage van de route… De treden en grepen zijn echter dik verijsd. De stijgijzers dus…
Ik hurk in de storm; er is geen schuilplaats. Vergeefs grabbel ik met mijn verkleumde en verzwakte vingers , gehuld in drijfnatte handschoenen, aan de riemen van de ijzers.
Wanhoop… Ik kan niet verder..
Ik draai me om : wit, huilende wind. Toch moet ik naar beneden om te overleven. Hier wacht alleen de bevriezing.
Ik pak mijn kompas en bekijk de kaart terwijl ik van mijn lichaam een schuilhut maak. Het is duidelijk, ik moet zuid aanhouden.
Gelukkig zie ik heel af en toe vage sporen, de sporen van mijn eigen voeten op weg naar boven. Uiterste concentratie, want de afgronden zijn nu dichtbij. Na 10 meter val ik al om van vermoeidheid en mijn knie knalt schuin tegen een steen. Niks gebroken..
Het gaat 1 uur goed; maar dan blijkt dat ik een verkeerde  dalende gleuf heb uitgezocht. Opnieuw moeizaam omhoog. Ik word toch wat angstig, want de sneeuw wordt alsmaar dikker! Op de bergrug gekomen glij ik uit en ditmaal  loert de diepte. De Alpentochten hebben me echter goed pickelgebruik geleerd  en ik kom snel tot stilstand.
Na dat ik meer dan 2 uur voorzichtig verder en omlaag geploeterd ben, gaat de sneeuw weer over in regen. De wind is op lagere hoogte ook veel minder. Een groot geluk ,want ik ben op de zuidoostkant van de Stob beland en ik moet nog honderd meter omlaag over een zeer steile graswand  met nauwe richeltjes.Vallen is hier niet zo’n goed idee. Maar ik heb de pickel stevig beet!
Eindelijk, tot mijn immense opluchting, bereik ik de geulen van Mam Barrisdale! Al te enthousiast rond ik een steile grondmop en tuimel vervolgens een stuk grashelling af.
Ik lig daar even versuft..  Plotseling een grauw en ik hoor gesnuif en voel iets aan mijn nek en hoofd knabbelen. Ik draai mijn hoofd om en kijk in de loerende kraaloogjes van een smaustekkel, zo’n vies ruwharig geval met een baard!
Dat is toch wel het toppunt! Wil dit loeder me even verscheuren! Maar wat doet die hier? Er zijn toch geen wilde tekkels in Schotland?!
“Lumpi, lass!!”klinkt het opeens.
Een wat dikachtige man met een grijze baard en een brilletje staat verderop bij een tentje in het Duits te roepen.
“Heisst dein Hund Loempia ?”vraag ik
“Wasss?! Nein, Lumpi!”
“Stummer Name, “zeg ik ,weinig diplomatiek.
“Aber ich hatte frueher auch ein Dackel, genannt Seppel Von Geitius, beigenannt  Die Grosste im Weltall”.
“Wass ist dass nun fuer ein Quatsj, du Dummkopf!”

Zo lullen we nog een tijdje stompzinnig door, terwijl ik al die tijd probeer om Lumpi op de slof te nemen, omdat hij steeds maar uitvallen naar mijn enkels doet!
Ik krijg er  echter genoeg van, pak mijn rugzak en wil weer weg gaan. Maar Lumpi ziet nu zijn kans schoon en hangt binnen een tel aan mijn broek!
“Aufgekrast, du stummer Schweinhund !”gil ik en ik probeer hem van me af te trappen. Maar dan tuimel ik door een misstap in de zomp weer ondersteboven en Lumpi stort zich weer bovenop me.
De Duitser huilt van enthousiasme.
“Gut, gut,gut, Lumpi! Greif ihm!!”
Gelukkig vind ik wat brood met kaas in mijn jaszak en kan daarmee het gedrocht omkopen.
Ik waggel moeizaam verder en zie na een tijdje Barrisdale farm liggen, nog honderden meters lager.
Het is al ver in de middag als ik het beekje naast de boerderij oversteek. Dan sta ik opeens stil… Ik kan het niet geloven! Mijn arme tent is plat en drijft in een grote plas water. Alles nat, slaapzak, reservekleren….
De boer komt de hoek om en ziet me daar verslagen staan, druipend in de regen.
“My tent..” stamel ik .
“Welcome in Scotland!” zegt hij grijnzend.